Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [1]de HEERE zal Zich [2]over Jakob [3]ontfermen, en [4]Hij zal Israel [5]nog [6]verkiezen, en Hij [7]zal hen [8]in hun land zetten; en [9]de vreemdeling zal zich tot hen vervoegen, en zij zullen het huis van Jakob aanhangen. 1. Hier geeft de profeet reden waarom God de Babyloniers door de Meden en Perzen verstoren zou, gelijk hfdst.13: gezegd is; te weten opdat Hij door zulk een middel zijn volk uit de Babylonische gevangenschap verlossen zou. 2. Dat is, over de Joden in Babylon gevangen zijnde. 3. Dit is niet alleen te verstaan van een lichamelijke verlossing uit de Babylonische gevangenschap, maar ook van de geestelijke verlossing van het volk Gods door Christus Jezus. 4. De Heere. 5. Of, verder, voortaan. 6. Dat is, Hij zal zich Israel zijn uitverkoren vol [hetwelk Hij straks Jakob genoemd heeft] nog verder aannemen, metterdaad bewijzende en doende blijken dat Hij Israel heeft uitverkoren tot zijn eigen volk. 7. Te weten Jakob en Israel, dat is de Joden. 8. Te weten in het Joodse land, hen verlossende uit de Babylonische gevangenschap. 9. Te weten enigen uit de heidenen, zelfs uit de Babyloniers. Dit is ene belofte aangaande de beroeping der heidenen tot Christus, door de predikatie van het heilig Evangelie. Zie Rom.11:.